Tuinkers verdiepen

Pagina top navigatie elementen

Tuinkers

Verdiepen

Transcript

LEERKRACHT: Sowieso merk ik dat het voor kinderen van deze leeftijd nog wel heel moeilijk is om leervragen te bedenken, maar dat ze het wel al kunnen leren. Als je het ze al aanleert bij de kleuters, dan gaat dat– ja dan leren ze het– gaat het steeds beter. We doen het met meer projecten, dan we met die leervragen werken en ik merk dat het steeds een beetje beter gaat en dat ze eigenlijk ook steeds betrokkener raken. Als ze merken van: oh, maar mijn vragen worden ook serieus genomen en daar doen we iets mee, dan is dat natuurlijk ontzettend interessant voor ze.

LEERKRACHT: Want we hadden nog een paar vragen hè, die had ik op m’n grote groene vel geschreven. Er stonden nog dingen op die we nog niet wisten over de plantjes, over de tuinkers. Die wilden we nog te weten komen. Nou en nou is Dagmar in onze klas en Dagmar weet heel veel van plantjes en die kan ons er alles erover vertellen.

EXPERT: Jullie willen weten: waarom zijn plantjes groen?
LEERLINGEN: Ja.
LEERKRACHT: Ja, ik dacht– ik dacht: waarom worden ze niet gewoon blauw? Of geel? Of roze, dat zou ik ook zo mooi vinden.
LEERLING: Ja, of paars.
LEERKRACHT: Ja, ze worden– ze worden groen, ja.
LEERLING: Of zwart.
LEERLING: Rood.
LEERKRACHT: Hoe kan dat nou?
EXPERT: Als de– als de plantjes licht krijgen, dan wordt het groen kleurtje veranderd. Die– die voelt dat het licht komt. En daarom is het mooi groen. Hebben jullie ook plantjes gehad die in het donker waren?
LEERLINGEN: Ja.
EXPERT: En wat waren die?
LEERKRACHT: Misschien kunnen we die er even bijpakken.
EXPERT: Deze plantjes hebben niet– hebben niet genoeg licht boven. Dus dat groen kleurtje dat eigenlijk altijd in de blaadjes zit, kon niet echt groen worden. Bleven ze geel.
LEERLING: Maar hier zie ik wel groen.
EXPERT: Ja sommige wel een beetje, ja. En hier is een lichtgroene zie ik. Maar ja, maar niet zo mooi groen als die daar, die daar hangt toch?
LEERLINGEN: Nee.
LEERLING: Maar deze zijn wel klein, sommige zijn groot.
EXPERT: En waarom het niet blauw is? Nou dat is zo in– in de natuur. Waarom hebben jullie dan niet blauwe– niet oranje oogjes? Alleen maar blauw en groen en bruin?
LEERLING: Ik heb blauwe ogen.
EXPERT: Jij hebt hele mooie blauwe ogen.
LEERLING: Ik ook.
EXPERT: Ja jij ook, ik zie het.
LEERLINGEN: Ik heb bruine… Ik heb ook blauwe… Blauwe..
EXPERT: Maar jullie hebben geen paarse oogjes hè? Hebben jullie iemand met paarse ogen gezien?
LEERLINGEN: Nee.
EXPERT: Nee, dus het is gewoon zo geregeld dat de plantjes gewoon een groen kleurtje hebben.

LEERLING: Waarom zijn ze niet allebei– allemaal even groot, de plantjes?
EXPERT: Die in dezelfde bakjes zitten?
EXPERT: Sommige plantjes zijn heel hoog en die hebben een– heel veel licht, maar die kleinere plantjes zijn vaak daaronder. Die waren eventjes verstopt, ze konden niet zo– niet zo goed bij de lucht, bij het licht of bij het water komen. Maar ook als ze hetzelfde water, net zoveel water en net zoveel licht en lucht gehad hadden, kan het ook gebeuren dat de plantjes verschillend zijn, net als jullie. Heeft iemand een broertje of zusje?
LEERLINGEN: Ik… Ik… Ik een broer… Ik een zus… groter…
EXPERT: Groter? Zie je, ja zijn jullie– zijn jullie niet helemaal hetzelfde hè. Mama geeft hetzelfde broodje mee, dezelfde appeltjes.

LEERKRACHT: Kunnen twee verschillende zaadjes in hetzelfde potje groeien?
EXPERT: Elk zaadje heeft aarde, water, zon, licht, lucht nodig. Net als in de tuin, dat is toch één groot bakje. Volgens mij zijn jullie de bosklas? De boskabouters?
LEERKRACHT: Ja, de boskabouters.
EXPERT: Boskabouterklas. Nou in het bos zijn toch ook verschillende plantjes?
LEERLING: Ja.
EXPERT: Jullie zijn vast een keertje in het bos geweest hè?
LEERLINGEN: Ja.
EXPERT: En daar zijn verschillende bomen: een grote, en een kleine, met blaadjes…
LEERLING: En paddenstoelen hebben we…
EXPERT: Paddenstoelen, zie je dat?
LEERLING: Ja, paddenstoelen.
EXPERT: Ja.

Omschrijving

In dit fragment is te zien dat een expert, Dagmar Eleveld, in de klas komt om enkele onbeantwoorde leervragen van de leerlingen te behandelen. De leerkracht start met het papier waarop de leervragen van de leerlingen staan. Onderwerp van het fragment is de vraag ‘Waarom zijn plantjes groen?’. Voor meer informatie over hoe je het bezoek van een expert goed voor kunt bereiden, klik je hier.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Tuinkers

Kijkwijzer

1) De leerkracht introduceert de leervraag ‘Waarom zijn plantjes groen?’ (0:49) door de vraag te stellen en haar gedachten daarover hardop te verwoorden: 'Waarom niet blauw of geel of roze?'. Zo probeert ze de leervraag te verduidelijken voor de groep. Zie je dat de leerlingen haar aanvullen door nog meer kleuren te noemen?

2) De leerlingen stellen de vraag waarom – in één bakje - niet alle plantjes even groot geworden zijn (2:15). Zie je dat het antwoord op een dergelijke vraag best veel vraagt van het taalbegrip van leerlingen. Het taalgebruik is niet heel alledaags, maar meer specifiek, gericht op de taaldenkontwikkeling. Zo gebruikt de expert begrippen als ‘maar ook… net zoveel… verschillend.”

Opdracht
Wissel uit: het stellen van leervragen
De leerkracht vertelt dat de leerlingen oefenen in het stellen van leervragen (0:00-0:35). Wat zijn de doelen van het stellen van leervragen zowel met het oog op OOL als met het oog op de taalontwikkeling? Hoe heeft de leerkracht het stellen van leervragen opgebouwd in deze lessencyclus?

lesfasen